'Metaforen kunnen een eigen leven gaan leiden, met bijbehorende verwachtingen (...). Wanneer metaforen niet goed geanalyseerd worden, worden ze een soort vervanging voor het denken' (Wyatt, 2000). Om het roeien uit te leggen worden vaak metaforen gebruikt. Daarbij wordt vaak de fantasie de vrije loop gelaten, waarbij de metaforische draaideuren, ergometers, locomotieven, schommels, paaltjes en andere mechanische vergelijkingen met niet nader te noemen voorwerpen, niet worden geschuwd. Per deel van de haal wil ik enkele metaforen kritisch tegen het licht houden, om eventuele impliciete aannames expliciet te maken en te toetsen.
Bij de uitpik hoort het 'rondje achter'. Dit is een metaforisch bedoeld rondje, want er is bij goed roeiende ploegen helemaal geen sprake van een rondje. Een vierkantje of 'het bootpuntje' zijn een duidelijkere vergelijking en een nog doelgerichtere aanpak (zonder metaforen) gaat niet uit van het lichaamswerk, maar van bootsnelheid en bladwerk. Het blad verticaal uit het water halen levert automatisch een goede uitpik op en versnelling tot en met de uitpik (denk maar aan de oefening ongeklipt blad varen).
Ter verbetering van de recover wordt het woord 'doodrijden' gebruikt om een te snel 'oprijden' te voorkomen. Deze woorden hebben de aanname in zich dat de roeier naar voren rijdt. Bij goed roeien in laag tempo rijdt de roeier niet naar voren, maar beweegt de boot onder de roeier door en staat de roeier stil. Als de roeier de boot onder zich door laat komen is het veel minder vanzelfsprekend om dat te snel te doen. Bovendien gaat iedereen dan meteen ook even snel glijden in de recover. Een bruikbare metafoor hierbij is dat glijden 'voelt als rollen in een auto met de koppeling in' (Kohlmann, 2004). Bij snel oprijden hoort een snelle catch, de boot gaat alleen langzaam als dan niet direct wordt geplaatst. 'Doodrijden' is eigenlijk een metafoor voor te laat druk hebben.
Voor een goede inpik worden vaak woorden gebruikt als 'catch' en 'plaatsen'. Daar is in principe niet veel mis mee, al moet altijd worden uitgekeken voor een te actief inpikken (ook merkbaar als de inpik fel wordt aangegeven door een stuurman/-vrouw). Een alternatieve metafoor die voor de inpik bruikbaar is, is het 'blad het water in snijden'. Te veel water verplaatsen (en dus vuil water) wordt daarmee voorkomen.
De haal is het meest productief als het gaat om metaforen. De meeste metaforen zijn niet zo desastreus als de term 'zwelhaal'. De letterlijke betekenis van 'zwelhaal' ligt mijlenver van wat er mee bedoeld wordt. Er wordt niet actief gezocht naar versnelling en druk, maar het beschrijven van lichaamswerk wordt gebruikt om een resultaat te bereiken dat beter te voelen is als de roeier druk zoekt (tegen de dolpen). Bovendien is deze vergelijking vaak een oplossing voor een ander probleem: missen. Als een roeier mist, heeft hij geen druk en gaat te snel door zijn haal. Waarom niet actief zoeken naar druk op de dolpen in plaats van een van de sterkste roeispieren (de benen) uit te schakelen of af te remmen in het begin van de haal? Een aanzwellende haal is geen effectieve haal in een wedstrijd, tenzij de riemen heel slap zijn of heel vuil ingepikt wordt. Roeiers die druk voelen tegen de dolpen zijn bewust de boot aan het versnellen gedurende de hele haal.
Niet alle metaforen hebben slechte resultaten (zo heb ik bij beginners prima resultaten bereikt met het bekende imaginaire paaltje waarachter de riem wordt vastgehaakt), maar een kritische beschouwing kan geen kwaad, om kinderziektes van deze metaforen te kunnen genezen en om te doen besluiten sommige zieke metaforen nooit meer te gebruiken. Het werkt vaak beter om roeiers de feitelijke waarheid te vertellen; vaak hebben ze daar meer aan.
Wyatt, S. (2000). Talking about the future: Metaphors of the Internet' in N. Brown, B. Rappert en A. Webster (eds.) Contested Futures, Aldershot, Ashgate. p. 109-126.